Een babysitter heet in Indonesië een babysister. Waarom ze van het sitten een sister hebben gemaakt weet ik niet, maar het klinkt in ieder geval vriendelijker. Bijna iedereen die in de middenklasse zit heeft zo’n babysister.
Soms dragen ze een wit pakje met blauwe of roze streepjes, vaak hebben ze gewone kleren aan. Hierdoor zijn ze moeilijk te onderscheiden van de moeder. Toch is er een verschil; terwijl zij zich concentreert op nieuwe aankopen, sjouwt de sister achter het kind aan. Dat is overigens niet het enige wat ze doet. Ze maakt schoon, doet boodschappen, kookt, wast en strijkt.
Je hebt ze grof gezegd in twee soorten: de inwonende en de uitwonende. De inwonende is het goedkoopst, maar dan ben je ook echt helemaal verantwoordelijk voor haar. De uitwonende is iets duurder, maar die gaat tenminste aan het einde van de dag naar huis.
Inwonend of uitwonend, de babysisters gaan overal mee naar toe van het restaurant tot op het vakantieadres. Toen wij na een aantal dagen Bali klaagden over het feit dat Finn ‘s nachts zo vaak wakker werd, vroeg Anthony’s collega zich hardop af waarom wij de babysister dan ook niet hadden meegenomen. Dan hadden we pas echt kunnen relaxen.
De sisters worden nooit voorgesteld in sociale situaties. Hun plek is duidelijk: ver beneden de ladder. Allang blij met het eventuele dak boven hun hoofd en in ieder geval hun salaris: voor 90 dollar per maand heb je een uitwonende babysister. Zes dagen per week, negen uur per dag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten