donderdag 13 december 2007

Putenfleisch

In Indonesië wonen de meeste moslims ter wereld. En daar is geen ontsnappen aan. Op iedere hoek staat een moskee, op het plafond van iedere hotelkamer een pijl richting Mekka en alle etenswaren in de supermarkt zijn halal.

Vlees is halal wanneer bij de slacht de halsslagaders zijn doorgesneden, het bloed uit het dier is weggevloeid en iemand de spreuk "Bismillah, Allahu Akbar" uitspreekt. Maar in de supermarkt is alles halal. Kaas, melk, rijst. Lokaal of geïmporteerd: je kan het zo gek niet bedenken of het heeft een halal-tekentje. Zou iemand op het vliegveld alle goederen binnenhalen met een: "Bismillah, Allahu Akbar"?

Varkens zijn trouwens nooit halal, maar altijd haram. Moslims mogen dus geen varkensvlees eten. In de supermarkt ligt het dan ook strikt gescheiden van collega koe, kip en schaap. Boven het schap staat in grote rode letters: BABI. Andere varkens-producten zijn herkenbaar aan een sticker met de afbeelding van een varken en de woorden: mengandung BABI.

In Duitsland hebben ze de varkensvrije markt ondekt. Tenminste, op de Duitse pot hotdogs in mijn keukenkastje staat: 100% Geflugel-wursten, in zarter Eigenhaut ohne Schweinefleisch. Geëxporteerd naar Indonesië, ook moslims houden van hotdogs. Met lunchtijd wil ik iets anders dan de eeuwige rijst. De pot is snel gevonden. Er zitten zes hotdogs in. Genoeg, ook voor Asli, Mini en de twee werkmannen die wat klusjes aan het doen zijn.

De worstjes moeten vijf minuten in warm water, ondertussen besmeer ik de broodjes met ketchup en mayo. Aan tafel verorber ik samen met Finn een hotdog. Best lekker. Vindt Finn ook. Dan hoor ik een gil. "Ibu!" Ik loop naar de keuken en zie Mini staan met de Duitse pot in haar trillende handen. Ze wijst naar een plaatje van een varken. Daaronder een ingrediëntenlijstje in het Indonesisch. Eerste ingrediënt: Daging Babi.

Haar hotdog ligt onaangeroerd op het aanrecht. De werkmannen hebben hun broodjes al naar binnen gewerkt. Geschrokken kijk ik nogmaals naar de Duitse tekst. Ik lees: 100%Geflügel-würsten, ohne Schweinefleisch. Het Zutaten-lijstje zegt: 75% Putenfleisch. Ik leg uit wat er staat. Mini kijkt ongelovig naar mij en heel vies naar haar hotdog. Ze wijst naar het Bahasa Indonesia op de pot en leest het hardop voor. Ik lees op mijn beurt de Duitse tekst nog een keer, ze lijkt gerustgesteld.

Even later is ze samen met Asli aan het eten. Rijst. Met bamboecurry. De hotdog is in geen velden of wegen te bekennen. Ik haal de pot uit de koelkast, de voor Asli bestemde hotdog drijft eenzaam rond. Nogmaals poog ik een vertaling. De dames kijken mij glimlachend aan en herhalen braaf wat ik zeg: "Tidak adda babi". Hun meewarige blik zegt genoeg, die hotdog blijft waar hij is: in zijn eentje in de pot.

Halal: Alle dingen die Allah voor de mens heeft goedgekeurd
Bismillah, Allahu Akbar: In naam van Allah, de grootste
Haram: Alle dingen die Allah voor de mens heeft verboden
Ibu: Mevrouw (ik word nooit Esther genoemd, hooguit Ibu Esther)
Putenfleisch: Kalkoen

Tidak adda babi: Het bevat geen varkensvlees

zondag 7 oktober 2007

'Allahu Akbar'

De oproepen tot gebed in Jakarta zijn voor sommige van onze vrienden reden genoeg om dubbele beglazing in hun huizen te laten zetten. Anderen kiezen er daarom voor in een duurdere wijk te wonen waar het geluid van de moskee niet tot in de slaapkamer doordringt.

Normaal gesproken slapen wij door het eerste ochtendgebed heen, dat is tegen een uur of 04.00. Nu, tijdens de ramadan lopen er om 03.30 nachtwakers rond in onze straat die met stokken op de hekken slaan en heel hard ‘Sahur’ roepen. Een teken dat over een half uur de zon opkomt en er dus niet meer gegeten mag worden.

Ons huis slaan ze over, wetende dat er ongelovigen huizen, maar hun geschreeuw is genoeg om ons toch wakker te maken. Een half uur daarna beginnen alle vijf de moskees in onze buurt om het hardst op te roepen tot het ochtendgebed.

De enige die er echt van geniet is Finn. Hij slaapt ‘s ochtends godzijdank door alle herrie heen, maar zingt hard mee met de resterende oproepen. Onder begeleiding en gevolgd door applaus van Asli en Mini roept hij de hele dag 'Allahu Akbar!' .

Om precies te weten wanneer ze s'avonds de vasten mag breken zet Asli iets voor zessen de televisie aan. Alle zenders hebben hun programmering zo afgesteld dat precies op de 'buka puasa' tijd de stem van een Imam ‘Allahu Akbar’ zingt. Het ultieme moment van de dag, voor Finn (en voor alle moslims in Indonesië). Hij springt, danst, zingt luidkeels mee, lacht en bewondert de stem van de Imam.

Maar net zo plotseling als het is begonnen, houdt het zingen op en verspringt het beeld naar een waspoeder reclame of naar een van de tientallen Indo-soaps. Dit is het minst ultieme moment van de dag, voor Finn. Terwijl meer dan tweehonderd miljoen Indonesische moslims genieten van hun eerste echte maaltijd, duikt Finn naar de vloer en bonkt hysterisch met zijn hoofd op de tegels.

Roodaangelopen en schoppend eist hij dat ‘Allahu Akbar’ NU terugkomt. Om na een aantal minuten stil op de grond te blijven liggen en met een snik in zijn stem nog een keer te vragen om ‘Allahu Akbar’. Zijn wens wordt verhoord: de volgende ochtend om iets na vieren.

Sahur: Naam van ontbijt tijdens het vasten
Allahu Akbar: God is groot
Buka puasa: Breken van de vasten

donderdag 19 juli 2007

Bahasa Indonesia

Mijn Indonesisch is nog altijd op het niveau van een driejarige. Dat is bedroevend, vooral omdat de taal grammaticawijs niet eens zo heel erg moeilijk is. Daarnaast bestaan er ongeveer vijfduizend Nederlandse (leen)woorden in het Bahasa Indonesia: koelkas, wastafel, handuk, gratis. En omgekeerd: Indonesische woorden in het Nederlands; senang, pienter, brani, bakkeleien. Dat gezegd hebbende; al die andere woorden zijn volstrekt ontraceerbaar.

Niets van dit alles is een excuus voor het na een jaar nog steeds niet onder de knie hebben van een taal. Nu heb ik natuurlijk een relatie, werk en een kind. En ga ik met mijn spaarzame tijd toch echt liever iets met Finn of Anthony doen, maar ook dat is geen goede reden, ZO druk heb ik het nou ook weer niet. Ik heb ook tijd om dit te tikken.

Blijft er eigenlijk een ding over: een taalcursus. Ook daar heb ik een excuus voor:

In januari begonnen Anthony, Ed (collega) en ik vol goede moed aan het onder begeleiding bestuderen van het Bahasa Indonesia. Een (veel te mooie, veel te) jonge dame van begin twintig kwam ons bule’s wel even Indonesisch leren. Tijdens de lessen viel het mij op dat zij zowel Anthony als Ed niet corrigeerde. Ik deed dat dan, wat tot gefronste wenkbrauwen leidde van de heren. Terecht, want zo goed is mijn Indonesisch immers niet.

Na drie lessen kregen we een toets. We hadden een week om ons voor te bereiden. En aangezien ik zelf had betaald voor die cursus studeerde ik ook (voor Ed en Anthony wordt de cursus door hun werkgever vergoed). De week na de toets kregen we een dag voor de les een smsje. Mevrouw de taaljuffrouw was op vakantie. Dus kon even geen les geven. Geen cijfer dus.

Die week daarna overstroomde Jakarta voor bijna 75 procent en was het onmogelijk om van a naar b te komen. Zes weken daarna melde mevrouw zich weer, maar toen waren er presidentsverkiezingen in Oost-Timor. Zeven weken daarna vond mevrouw het tijd om maar weer wat van zich te laten horen. Het smsje zit nog onbeantwoord in de telefoon.

Dus is het nu zeven maanden later, ben ik tweehonderd euro armer, heb nog steeds niveau kleuterschool en geen cijfer voor mijn wel afgenomen toets. Nu is het plan om op koloniale wijze de taal te gaan leren: privé-leraar aan huis, drie dagen per week. Kijken of dat werkt.

Bule: Witte, zonder de negatieve bijsmaak

woensdag 11 april 2007

Henry

In Amsterdam skate altijd een man in een stringpakje. Al wat ouder, maar atletisch gebouwd en jaloersmakend bruin. Bij tijd en wijle vond ik die blote billen ietwat onsmakelijk, vooral ‘s ochtends vroeg. Toeristen uit binnen- en buitenland die hem voorbij zagen snellen, stoten elkaar verbouwereerd aan, wezen lachend naar hem of keken heel verschrikt.

Hier gebeurt dat ook, maar dan gaat het over mij. Iedere keer als ik naar buiten loop, stoten mensen elkaar aan, wijzen of kijken verschrikt. Soms roepen ze “Hej, kijk een Bule”. Het maakt niet uit hoe ik eruit zie.

Tenminste, dat dacht ik altijd. Totdat ik mijn zwarte laarzen weer ging dragen. Netjes tot onder de knie, model jaren 70, met rits. Ooit gekocht bij een tweedehands winkeltje in de Pijp.

De eerste keer dat ik die laarzen hier droeg, was op kantoor. Daar zijn de meeste mensen inmiddels zo gewend aan mijn witte verschijning dat tweede blikken vaak uitblijven. Tot die ene dinsdag. Nietsvermoedend liep ik naar binnen.

Een van de mannelijke westerse collega’s (die al vijf jaar in Jakarta woont) maakte een opmerking over mijn rok, keek naar beneden, zag de laarzen en riep beschuldigend: “Oh, my God you are wearing boots!”

Het klonk alsof ik zwarte laklaarzen tot over mijn dijbenen aan had in combinatie met een veel te kort minirokje. Dat dachten alle andere collega’s ook. Iedereen kwam dus even kijken. Opmerking na opmerking moest ik verduren.

En toen dacht ik aan Henry. Zo heet de man in de string. Het schijnt dat hij een ongeluk heeft gehad en zichzelf lange tijd niet appetijtelijk genoeg vond om in z'n string te skaten. Vond, want hij is weer gesignaleerd. En terecht. Er zijn misschien niet veel overeenkomsten tussen mij en Henry, maar hij heeft zijn string en ik mijn zwarte laarzen.

Bule: Witte (Gringo, alleen dan zonder de negatieve bijbetekenis)

zaterdag 7 april 2007

Indonesische huizenjacht

Hoe vind je het perfecte huis in een land als Indonesië? Via een officieel bemiddelingsbureau. Formulier op internet ingevuld en ja hoor, dezelfde dag nog gebeld. Of de maximale prijs van $800 per maand wel klopt. “Want de prijzen van onze huizen beginnen bij $2000 per maand.” Heb tevergeefs nog geprobeerd uit te leggen dat wij een dergelijk bedrag niet kunnen ophoesten, maar dat kwam niet aan.

Dan maar zelf aan de slag. In Menteng (vergelijkbaar met Amsterdam-Zuid) bij verschillende huizen langs geweest die soms al een jaar leeg staan. Niet zo vreemd met prijzen tussen de $1500 en $4000. Toch blijken de huiseigenaren onvermurwbaar. Graag of niet, lijken zij te denken. “It has a pool, ibu”. En acht dienstverblijven. En een garage waar twee auto’s in passen. Wij hebben geen auto, laat staan twee. Wanneer wij zo’n bedrag moeten betalen, wonen we misschien heel comfortabel, maar kunnen we niet eten. De huizenmelkers snappen er niets van, maar komen geen centimeter tegemoet.

Menteng is blijkbaar te hoog gegrepen voor ons gewone stervelingen, dus gaan we naar een andere buurt. Benhil, rampgebied tijdens de overstroming in februari. In iedere wijk is wel iemand die als bemiddelingspersoon fungeert. Via de ojek of taxichauffeur wordt zo’n persoon benaderd. Betaald door de huiseigenaar is hun doel om er zoveel mogelijk geld uit te slepen. De eerste twintig huizen voldoen niet aan ons ‘eisenpakket’. Piepklein, geen ramen en soms zelfs geen keuken.

Na een lange intensieve zoektocht stuiten we op bemiddelaar ibu Wiewiek, bijnaam: Queen van Benhil. Vijf huizen heeft ze op haar repertoire staan. Een huis ziet er veelbelovend uit. Nadeel: de verhuurder, ibu Sri, wil het alleen verhuren voor twee jaar. In Indonesië huur je huizen namelijk niet per maand, maar per jaar en het totaalbedrag moet dan ook linea recta worden overgemaakt op de rekening van de huisbaas.

Ook hier valt niet te onderhandelen. Zelfs niet na een ontmoeting en uitleg. Als wij het niet nemen heeft ibu Sri trouwens nog een stelletje Koreanen achter de hand die wel staan te trappelen om haar het bedrag in een keer cash te geven. “Echt waar”. AP is uiteindelijk bereid $17500 voor te schieten. Ondertussen hangt ibu Sri iedere dag aan de telefoon, als een hongerige geldwolf.

De sleutels zijn inmiddels in ons bezit, een deel van het geld is per brommerkoerier bij ibu Sri afgeleverd. Nog een paar weken en dan wonen wij in ons kasteel. Twee jaar geen huizenjacht, nog twee jaar Indonesië…

Ibu: mevrouw
Ojek: brommertaxi

vrijdag 16 maart 2007

Morgan

Morgan. Morgan Mellish, die naam zegt je waarschijnlijk niets. Hij was aan boord van het Garuda-toestel dat een week geleden tijdens de landing in brand vloog. Hij leeft niet meer, hij is dood. Verbrand. Ik kende hem een beetje, hij was een collega-journalist.

Bijna een jaar geleden gaf hij een housewarmingparty, mijn eerste feestje in Indonesië. Heb sindsdien zelden zo’n kater gehad. Zijn kantoortje zat vlak bij het mijne. Daar staan nu vier kransen, een foto van hem en een condoleanceboek.

Op dinsdagavond 6 maart is Morgan een borreltje aan het drinken. Veel Australische journalisten gaan op woensdag naar Yogya, vanwege een bezoek van Alexander Downer, hun minister van Buitenlandse Zaken. Morgan is geboekt op een vlucht van een van de minder goed aangeschreven maatschappijen en hij spreekt zijn zorg daarover uit. Het blijkt dat iemand van de Australische ambassade op een eerdere vlucht gaat. Morgan kan haar stoel, 4B, in de businessklas van vlucht GA 200 nemen. Dat doet hij.

Het vliegtuig vertrekt om 06.00 uur van de Soekarno-Hatta luchthaven in Jakarta. Om 06.54 deelt de piloot mee dat hij gereed is om te landen. Tijdens de landing zwiept het toestel plotseling heen en weer en neemt de snelheid toe. Het landt vervolgens met zoveel kracht dat de voorwielen afbreken, waardoor de Boeing 737-400 op zijn buik over de landingsbaan naar een rijstveld schuift. De rechtermotor en vleugel breken af. Door een olielekkage vliegt het vliegtuig in brand.

Morgan zat achterin businessklas, aan de linkerkant, daar waar de nooduitgang was geblokkeerd. In 'The Jakarta Post' las ik een paar dagen geleden dat het identificeren van die lichamen het moeilijkst was, omdat ze helemaal waren verbrand. Ook las ik dat deze mensen waarschijnlijk niet veel hebben geleden, omdat ze zijn gestorven door zuurstofgebrek.

Al een week lang loop ik iedere dag langs zijn kantoor. De kransen, de zwart-witfoto en het condoleanceboek staren mij aan. Ik kende hem echt niet goed en toch ben ik verdrietig. De avond van zijn housewarming heb ik even met hem gepraat. Hij was ook net aangekomen en vol enthousiasme over dit land en de avonturen die hij zou beleven.

Meer over Morgan: http://www.morganmellish.blogspot.com.

zondag 28 januari 2007

Bang in Jakarta

Een knal, ik hoorde heel duidelijk een harde knal, ergens buiten. Ik weet niet wat ik ervan moet denken. Ik zit in mijn kantoortje in het centrum van Jakarta. Terreurgroep Jemaah Islamiyah heeft beloofd meer westerse doelen op te blazen. Beelden van de bomaanslag op Bali in 2002 dansen voor mijn ogen. Gebeurt het nu weer?

Niet alleen ik ben geschrokken van het geluid. Fotograaf Dita van AP loopt naar mijn raam en kijkt naar buiten. Made van Dow Jones kijkt mij van een afstand aan, terwijl hij vragend zijn wenkbrauwen optrekt.

“Was dat een bom?” vraagt Anthony zich hardop af. Ik bespeur een lichte paniek in zijn stem. Andy van APTN kijkt op zijn horloge, om de tijd van de ‘aanslag’ vast te leggen.

Het is tegen vier uur ’s middags, na een betrekkelijk rustige dag. De zoveelste vogelgriep dode. Verder niets. En nu dit. Een harde knal.

Mijn hart klopt in mijn keel. Zoekend kijk ik door het raam, veertien verdiepingen naar beneden. Het verkeer beweegt traag door de eeuwige file. Ik zie niets, geen paniek. Geen rook.

Dan hoor ik gelach. “Het was een bus!”, roept Made hoorbaar opgelucht. “Een klapband…”. Aan de telefoon heeft hij een collega, die vlakbij het ongeval was.

Iedereen gaat weer verder met zijn werk. Ik zit verbijsterd achter mijn computer. En realiseer mij dat ik nu hoor te schrikken van dingen als een klapband.

dinsdag 9 januari 2007

1984; Hooilandseweg

Motregen, hagel, natte sneeuw

Om vier schemerig, om vijf uur donker

Vrachtwagens vol suikerbieten

Fietsers van school naar huis

Of

Van supermarkt naar huis

Auto’s onderweg naar vergeten plekken

Opspattend water, natte broekspijpen

Deur open, gauw weer dicht

Geur van kool, aardappelen, sukadelapje

Broek over de kachel

Droog, warm, veilig