donderdag 16 juni 2011

Moppen met Abu Bakar Bashir

Mijn schoonmaakster mopt de vloer. Met een schuin oog kijkt ze af en toe naar de rechters op televisie die al bijna twee uur het vonnis tegen Abu Bakar Bashir voorlezen. Ze is een vrome moslim, zonder hoofddoek.

Twee van de rechters hebben een bril op hun neus en een zwarte snor. Allemaal zijn ze gestoken in een zwart-rode toga met witte bef. De rechter met snor heeft ook een bidplek op zijn voorhoofd. Hij slaat af en toe een bladzijde om van de stapel A-viertjes. Deze wordt maar niet kleiner.

Buiten de rechtszaal schreeuwen de aanhangers van Bashir af en toe heel hard ‘Allahu Akbar’. De vuisten dreigend in de lucht. Na een aantal onverstaanbare andere leuzen gaan ze weer op de grond zitten. De rood-wit en zwart-witte sjaals om hun hoofd gewikkeld, als bescherming tegen de zon. Over de witte bidpetjes heen. Een aantal vrouwelijke aanhangers zit in de rechtszaal. Geheel in het zwart gehuld. Met de rug naar het publiek. De gezichten naar Bashir.

Deze is volledig in het wit, behalve bril en schoenen die zijn zwart. Hij luistert naar zijn vonnis. Aandachtig. Stoïcijns. Bijna roerloos. Soms ondersteund zijn rechterhand zijn hoofd, trekt hij aan zijn snor of peutert hij in zijn neus.

Een aantal televisie stations houdt het na een paar uur voor gezien en schakelt over naar gesponsorde programma’s. Behalve TVOne, hun verslaggever klaagt over de hitte. Het is inmiddels al over twaalven en de rechters blijven maar voorlezen. De verslaggever van Metrotv heeft moeite over de luidsprekers van de rechters heen te komen.

De op grote schaal uitgerukte politie ziet er bijna schattig uit in hun beige outfits en tropenhoeden. De schattigheid houdt op bij de enorme mitrailleurs die om hun schouders hangen. Op de daken turen scherpschutters door hun viziers.

Een paar jaar geleden was Bashir te gast in een van de moskeeën bij mij in de buurt. Uit nieuwsgierigheid ging ik er naar toe. De vrouwen zaten achter een gordijn in een hoekje van de moskee. Ze lachten vriendelijk naar mij. Met mijn zwarte hoofddoek was ik een van hen. Kinderen liepen tussen ons door. Speelden tikkertje en werden vervolgens door hun moeders vermanend toegesproken.

De mannen zaten verspreid in de rest van de moskee. Echte fans dichtbij. Nieuwsgierigen wat verder weg. Zijn preek was lang en bij vlagen vermakelijk. Ten minste soms moesten de vrouwen in mijn afdeling heel hard lachen. Hij was slecht te verstaan, zelf mijn Indonesische vriendin kon hem niet goed horen.

Hij zat op de vloer. In kleermakerszit. Veel kleiner dan dat ik mij had voorgesteld. Eigenlijk zag hij er wel lief uit. “Een soort opa”, fluisterde ik tegen mijn vriendin. Ze lachte en vertaalde wat ze wel had kunnen opvangen: “ongelovigen zijn erger dan ongedierte onder een steen. Ze verdienen het daglicht niet.”

De vloer in de huiskamer is gemopt. De rechter met zwarte snor, zonder bidplek, leest nu een gedeelte van het vonnis voor. Het duurt al vier uur. Mijn schoonmaakster staat te strijken. Ik vraag haar wat zij denkt dat Bashir krijgt. Ze lacht: “Ik hoop de doodstraf en als dat niet kan dan maar levenslang.”