donderdag 15 december 2011

Abang mag niet rennen

De cartoonheld op Abang’s mosterdgele shirt staat strak gespannen om zijn buik en wanneer hij lacht, ontbloot hij zijn zwarte tandjes. Hij is al vier, maar krijgt nog iedere nacht twee keer een fles poedermelk, lacht zijn moeder. “Anders gaat hij huilen.”


Steeds meer kinderen in Indonesië hebben overgewicht: 14 procent van de peuters en kleuters onder de vijf is te zwaar, in de hoofdstad Jakarta is dat zelfs 20 procent. Ze worden door hun kindermeisjes letterlijk op handen gedragen en door hun chauffeurs van shoppingmall naar shoppingmall gereden.


In de overdekte speeltuinen van deze malls lopen nanny’s achter ‘hun’ kinderen aan, vaak met een bord eten waarmee de kleintjes als ware foie gras gansjes worden vetgemest. Bezwete bolle wangen worden liefdevol met doekjes afgedept, terwijl moeders en kindermeisjes onderling opscheppen over het gewicht van hun kind. Met afschuw wordt gekeken en soms zelfs gewezen naar dunne leeftijdgenootjes.


Indonesië heeft een van de snelst groeiende economieën ter wereld, waarin vooral de middenklasse enorm in omvang toeneemt. Deze geeft zijn geld graag uit bij relatief dure fastfoodketens als Mc Donald’s, KFC en Pizza Hut.


“Het eten is een stuk goedkoper en misschien zelfs wel gezonder bij de warong om de hoek,”lacht Madarina Julia. “Maar mensen gaan liever naar dit soort luxueuze restaurants.” Madarina Julia onderzoekt obesitas onder Indonesische kinderen. “Kinderen hier lopen en fietsen niet meer buiten. Hun ouders vinden dat te gevaarlijk.”


Ondanks de geweldige economische spurt leven bijna 100 miljoen mensen in de archipel van minder dan 1,50 euro per dag en nog steeds is bijna 18 procent van de kinderen ondervoed. “Een mollige baby en dito peuter en kleuter staan dus nog steeds voor economische welvaart,” meent Madarina Julia.


Het is dan ook niet alleen de opkomende nouveau riche die graag in de wangen van een bolle baby knijpt. Ook de van oudsher welgestelde klasse doet dit graag. Het risico op overgewicht voor een kind geboren in een rijke familie is vijf keer zo groot als voor een kind uit een minder goed milieu.


In Indonesië zijn het juist jongetjes die te dik worden. Vaak tot op het bot verwend hoeven deze kleine goden thuis niets te doen. Daarnaast mogen Indonesische kinderen niet rennen, bang als ouders en kindermeisjes zijn voor beschadigde knieën. Hyperactieve kinderen lopen dan ook vaak met kniebeschermers rond, en worden constant vermaand vooral niet te rennen.


Terug in de speeltuin krijgt Abang een Magnum ijsje. Het is 17.00, de kinderen uit de kampong vlakbij rennen door de straat achter vliegers aan. Abang kijkt verlangend op van zijn draagbare computerspel. Zijn kindermeisjes kijkt hem aan met een lieve glimlach en schudt haar hoofd: “Niet rennen, Abang, blijf hier maar lief zitten.”


Eerder gepubliceerd in de Groene Amsterdammer.

donderdag 24 november 2011

Zingende President

“Bescherm met mij dit moederland, van de jungle tot de oceaan tot aan de lucht, als iedereen maar gelooft dat het kan veranderen, dan doen we dat voor onze kinderen.” Met deze songtekst opende Susilo Bambang Yudhoyono, de president van Indonesië een zakenbijeenkomst in Amerika. Hij schreef de tekst zelf, vertelde de president trots. Liedjesschrijven is namelijk een hobby van de ‘denkende generaal’, zoals andere staatslieden golfen of paardrijden.

SBY, zoals de president in de volksmond wordt genoemd, hoopt met de release van een nieuw popalbum zijn populariteit wat op te krikken, want de Indonesische president is behoorlijk onpopulair. Slechts 37,7 procent van de Indonesiërs heeft nog vertrouwen in zijn regering. Onrust in Papoea, de welig tierende corruptie en de voortdurende strijd tussen religies liggen ten grondslag aan deze groeiende impopulariteit.

Daarnaast moeten miljoenen Indonesiërs van minder dan 1,50 euro per dag rond komen. Zijn het onderwijs en de gezondheidszorg nog altijd slecht en heeft SBY, ondanks de economische groei van in ieder geval 6 procent, niet de verwachte stabiliteit gebracht waarom Indonesiërs massaal op hem stemden in 2004 en 2009.

De kabinetswisseling die recent met veel bombarie werd aangekondigd bleek een farce. Corrupte en of incompetente kabinetsleden zouden worden vervangen, SBY zou na lang wachten beginnen aan de creatie van een echt schoon kabinet. Uiteindelijk bleek het vooral een stoelendans en bleven twee corrupte ministers zelfs gewoon op hun plek zitten.

‘Harmoni’ heet de vierde cd van SBY hoopvol. Zelf hoopt de president een harmonieuze gemeenschap te creëren voor zijn onderdanen. “Dat is wat alle leiders hun volk willen geven,”schrijft hij in een voorwoord in de cd die vol staat met nationalistische en bij vlagen zoetsappige liedjes. Anders dan zijn eerste cd ‘My longing for you’ waarop vooral liefdesliedjes en religieuze liederen te horen waren. In 2009 lag het instrumentale ‘Evolusi’ in de winkels en in 2010 kwam de cd ‘Iam sure Ill get there’ op de markt.

Volgens een woordvoerder van de president zijn dit soort songs de beste manier om de presidentiële boodschap over te brengen. “Het publiek moet niet verveeld worden met toespraken. Indonesiërs reageren daar niet goed op, ze worden er moe van.” De president zingt overigens niet zelf, dat laat hij over aan populaire Indonesische zangers.

Magdalena Asih Rejeki (36) heeft de cd nog niet gehoord. “Maar er zijn al wel wat mensen langs geweest die wilden weten wanneer de cd uitkomt,” vertelt ze. Rejeki werkt in een cd winkel in een van de luxueuze shoppingmalls in Jakarta. Echt populair zou ze de albums van de president niet willen noemen. “De mensen die hebben gevraagd naar de cd zijn waarschijnlijk goede vrienden van meneer de president, SBY”, biecht ze op.

Eerder gepubliceerd in de Groene Amsterdammer.

woensdag 2 november 2011

Umar Patek's Tour

Umar Patek loopt goedgeluimd door de Internationale Soekarno Hatta luchthaven in Jakarta. Gestoken in een felgekleurd oranje pak en een goudkleurig Islamitisch petje. Naast hem loopt Ruqayyah zijn volledig in het zwart gesluierde vrouw. Het stel gaat door de douane, hun rode weekend tas rolt langs de beveiligingsmonitoren. Glimlachend haalt Umar Patek de tas van de band.

Umar Patek was tot voor kort Indonesisch meest gezochte terrorist, nu toert hij door Indonesië. Voor de reconstructie van de misdaden waarvoor hij werd gezocht. Naast vluchten met een vals paspoort ook voor het maken van de bommen die in 2002 op vakantie-eiland Bali ontploften. Hierbij vonden 202 voornamelijk westerse vakantiegangers de dood.

Dus rijdt Umar Patek door de straten van Bali, negen jaar na de aanslag. Over zijn oranje shirt een wit papier met daarop in grote letters zijn naam, zijn baard op precies de goede lengte geknipt. Collega terroristen Ali Imron, Mubarok, Suranto Abdul Ghoni en Sawad mogen mee op deze reis. De andere collegas zijn inmiddels al veroordeeld en doodgeschoten door een vuurpeleton. Het voelt als een schoolreisje, maar dat komt vooral door de grote bussen waarmee het vijftal wordt vervoerd.


Het reconstrueren van een delict is iets dat gebeurd voor iedere rechtszaak in Indonesië. Om de zaak van de aanklagers sterker te maken. Het kan overigens alleen als de verdachte heeft bekend. Umar Patek heeft toegegeven de materialen voor de bewuste bommen te hebben gemixt. Maar heeft indertijd ook tegen zijn opdrachtgevers gezegd dat Bali niet de juiste plek was voor een aanslag.


Umar Patek is namelijk een terrorist die geloofd in de jihad tegen uniformen, meent voormalig terrorist en vriend Nasir Abas: “Als hij echt aanslagen in Indonesië had willen plegen, had hij dat heus wel vaker gedaan.” Umar Patek werd in januari gearresteerd in Pakistan waar hij in hetzelfde dorp woonde als Osama bin Laden. Hij was onderweg naar zijn volgende stop: Afghanistan voor zijn jihad tegen Amerikaanse soldaten.


Het blijft een wat surrealistische gewaarwording: het naspelen van een bomaanslag door de verdachten zelf: Umar Patek in het huis waar de bommen in elkaar werden gezet, Ali Imron op een rode brommer, Sawad op de plek waar de Sari club ooit stond, Umar bij het busstation waar ze na de aanslag naar toe vluchtten.


Het begon allemaal met de ‘re-enactment’ op de luchthaven. Onder enorme publieke belangstelling liep Umar Patek grapjes makend door de metaalpoortjes. Om zijn nek het witte papier met zijn naam. De douaniers keken geamuseerd toe. Lachten om het schouwspel, om de grapjes van Umar Patek. Misschien waren ze net zo geamuseerd toen ze hem echt lieten doorlopen, langs de opsporingsposter. Maar ja, toen had hij dat naambordje niet om.


Eerder gepubliceerd in de Groene Amsterdammer.

dinsdag 25 oktober 2011

In bed met Zoya

Het dragen van een minirok leidt volgens de gouverneur van Jakarta tot verkrachting, porno leidt tot demoralisering en seks voor het huwelijk is nog altijd taboe. Maar in een Indonesische spa is het wel mogelijk de vagina dicht te laten stomen en op straat wordt penisverlenging op schreeuwende wijze aangeprezen.

Indonesië, het land waar de meeste moslims ter wereld wonen, vecht met zijn seksuele identiteit: met de invloeden uit het liberale Westen, het conservatieve Midden-Oosten en met de mythische seks uit eigen land. De minister van Onderwijs vindt seksuele voorlichting op scholen onnodig: ‘Ze leren het vanzelf wel.’

En dat is precies waar Zoya Amirin, de enige vrouwelijke seksuoloog in Indonesië, zich aan stoort: ‘Zelfs de hoogst opgeleide mensen denken dat je door over seks te praten jongeren op ideeën brengt.’ Ze lanceert komende week de eerste educatieve sekspodcast in de archipel: In bed met Zoya.

Die eerste podcast gaat over seksuele mythes en feiten. ‘Men gelooft hier de meest grote onzin. Een penisverlenging met bamboe kan niet, het is zelfs schadelijk. En dat onbesneden vrouwen sekswellustelingen zijn, is ook niet waar.’ De mythes bestaan al eeuwen, net als de seks opwekkende drankjes die kruidenvrouwtjes zonder blikken of blozen op straat verkopen.

Seks werd eigenlijk een probleem na de val van dictator Soeharto eind jaren negentig, met hem viel ook de onderdrukking van religie. Godsdienst mocht plotseling en de Indonesiër ging openlijk op zoek naar zijn religieuze identiteit. Dat komt terug in de conservatieve wetgeving: de antipornowet verbiedt sinds 2008 niet alleen porno, maar ook alle kunst, gedrag en kleding die met seks kunnen worden geassocieerd.

Toch staat Indonesië nummer 4 op de wereldranglijst van landen waar de meeste porno wordt gedownload. Hoe makkelijk porno in de archipel wordt verspreid, bleek toen een seksvideo van de zanger van de Indonesische band Peterpan onbedoeld razendsnel door iedereen werd gezien. De zanger, nu smalend Peter Porn genoemd, kreeg drieënhalf jaar. Ook de hoofdredacteur van de Indonesische editie van Playboy moet twee jaar zitten voor ‘openbare schennis van goede zeden’. En dat terwijl er in het hele blad geen naaktfoto te vinden was.

Zoya snapt dat ze het conservatieve tij niet kan keren, ze hoopt vooral op meer openheid over feiten. Daarom protesteert ze niet tegen het afschaffen van ontblote bovenlijven, peniskokers, minirokjes of seksfilmpjes. Ze wacht wel op het einde van de penisverlenging en het dichtstomen van de vagina. Dat laatste heeft trouwens niets te maken met de creatie van een maagdenvlies. Het wordt gedaan om het wat strakker te maken, zodat er weer volop kan worden genoten.

Eerder gepubliceerd op 29 september 2011 in de Groene Amsterdammer.

dinsdag 20 september 2011

De weduwen van Rawagedeh

Ik zit voor haar huis. Op een lage bamboe tafel. Laptop op schoot. Ze zit naast mij. Af en toe vallen haar ogen dicht. Het is zeven uur woensdagavond. In Nederland wordt nu uitspraak gedaan in de mede door haar aangespannen rechtszaak.

Wanti Binti Dodo weet van niets. Wel van de rechtszaak, daar heeft ze een papier voor moeten ondertekenen, maar niet dat vandaag zo’n belangrijke dag is. Ze woont een kilometer buiten Rawagedeh.

Ik vraag hoe oud ze is. Dat weet ze niet. Haar zoon haalt haar identiteitsbewijs tevoorschijn, uit een mooi stoffen tasje. Geboren op 9 september 1919, ze is net jarig geweest. Veel mensen in Indonesië weten hun geboortedatum niet. Het is niet belangrijk. Je bent oud, middelbaar of jong.

Met 92 jaar is Wanti oud. Voor Indonesische begrippen stokoud. De levensverwachting ligt hier rond de 71 jaar. Ze spreekt Sundanees. Een voor mij onbegrijpelijk aards klinkende taal.

De man die helpt met vertalen komt uit Rawagedeh, hij is een vriend van meneer Sukarman. Sukarman is een soort dorpshoofd, hij houdt contact met mensen in Nederland.

Hij werpt zich op als regisseur van deze dag. Zodra mijn auto aan het begin van de middag in Rawagedeh aankomt, rent hij naar buiten. Haastig geeft hij mij een rondleiding bij het monument. Haastig, want hij heeft nog meer afspraken.

Na dat interview zit een weduwe Cawi mij op te wachten. Dat heeft Sukarman geregeld: het is zijn moeder. Een lieve, zachte vrouw. Haar eerste man is door de Nederlanders doodgeschoten op die regenachtige dag in december 1947.

Ze was net getrouwd, had nog geen kinderen. Ik vraag haar of ze die dagen van vlak na haar huwelijk kan herinneren. Of ze dromen had. Wensen voor de toekomst. Ze lacht. Eerst voorzichtig en vervolgens schatert ze het uit. Met pret oogjes kijkt ze mij aan: “Dromen… Ik werkte op de sawah. Voor dromen had ik geen tijd.”

Haar man vond ze een dag nadat hij was vertrokken, hij lag dood in het rijstveld. Met een schot in het hoofd geëxecuteerd door de Nederlanders. Ze beschrijft de paniek, het verdriet, de machteloosheid. Ik vraag of ik haar huis mag zien. Dat wil ze liever niet. Ze heeft geen eigen huis, ze woont noodgedwongen bij haar kleinzoon.

Tegen een uur of vijf rijdt een grote satellietwagen van Indonesisch nieuwszender Metrotv het dorp binnen. De wagen parkeert pontificaal voor het monument. De journalisten maken zich klaar voor een live verslag. Binnen mum van tijd weet heel het dorp dat een gerechtshof in Nederland uitspraak gaat doen.

Ik besluit op zoek te gaan naar Wanti Binti Dodo. Het is al bijna donker als ik aankom. De moskee roept op voor gebed. Kinderen worden naar binnen gehaald. Ik interview Wanti voor haar huis, vertel haar waarom ik vandaag bij haar ben.

Zij had zich met haar twee kinderen onder het bed verstopt toen de Nederlanders 64 jaar geleden het dorp bestormden. Uren later, toen de soldaten allang weer weg waren, durfde ze pas naar buiten. Samen met andere vrouwen liep ze huilend door het dorp, op zoek naar haar man. Ze vond hem levenloos in een rijstveld. Doodgeschoten

Haar familie zit binnen voor de tv. Wanti zit nog steeds naast mij. Op de lage bamboe tafel. Ze staart, gaapt en verzit af en toe. Dan krijg ik een smsje: ‘Ze hebben gewonnen!’. Ik vertel het aan Wanti, ze kijkt mij ietwat verdwaasd aan.

Ik loop de huiskamer binnen. Schoondochter, zoon, kleinzoon, achterkleinzoon: iedereen kijkt naar het nieuws. Wanti zit nog buiten. Ik pak haar hand en begeleid haar voorzichtig naar de kamer.

Moeizaam gaat ze op de grond zitten. Er zijn geen stoelen. Ze trekt haar sarong over haar knieën. Na het nieuws zet ik de tv zachtjes. “U heeft gewonnen!”, roep ik. Wanti is een beetje doof. “Gewonnen!” Roep ik nog een keer iets harder.

Ze kijkt mij aan. “Gewonnen?” kraait ze verbaasd uit. “Alhamdulillah we hebben gewonnen…”Verder niets. Ik probeer nog te vragen wat het met haar doet. Is dit gerechtigheid? Maar Wanti is moe, normaal ligt ze al om zes uur op bed.

Ze zegt nog wel dat het niet al te lang moet duren, ze immers al oud. Haar zoon vult aan: “Ja, het zou fijn zijn als we het geld in ieder geval zouden kunnen gebruiken om haar fatsoenlijk te begraven.”

donderdag 16 juni 2011

Moppen met Abu Bakar Bashir

Mijn schoonmaakster mopt de vloer. Met een schuin oog kijkt ze af en toe naar de rechters op televisie die al bijna twee uur het vonnis tegen Abu Bakar Bashir voorlezen. Ze is een vrome moslim, zonder hoofddoek.

Twee van de rechters hebben een bril op hun neus en een zwarte snor. Allemaal zijn ze gestoken in een zwart-rode toga met witte bef. De rechter met snor heeft ook een bidplek op zijn voorhoofd. Hij slaat af en toe een bladzijde om van de stapel A-viertjes. Deze wordt maar niet kleiner.

Buiten de rechtszaal schreeuwen de aanhangers van Bashir af en toe heel hard ‘Allahu Akbar’. De vuisten dreigend in de lucht. Na een aantal onverstaanbare andere leuzen gaan ze weer op de grond zitten. De rood-wit en zwart-witte sjaals om hun hoofd gewikkeld, als bescherming tegen de zon. Over de witte bidpetjes heen. Een aantal vrouwelijke aanhangers zit in de rechtszaal. Geheel in het zwart gehuld. Met de rug naar het publiek. De gezichten naar Bashir.

Deze is volledig in het wit, behalve bril en schoenen die zijn zwart. Hij luistert naar zijn vonnis. Aandachtig. Stoïcijns. Bijna roerloos. Soms ondersteund zijn rechterhand zijn hoofd, trekt hij aan zijn snor of peutert hij in zijn neus.

Een aantal televisie stations houdt het na een paar uur voor gezien en schakelt over naar gesponsorde programma’s. Behalve TVOne, hun verslaggever klaagt over de hitte. Het is inmiddels al over twaalven en de rechters blijven maar voorlezen. De verslaggever van Metrotv heeft moeite over de luidsprekers van de rechters heen te komen.

De op grote schaal uitgerukte politie ziet er bijna schattig uit in hun beige outfits en tropenhoeden. De schattigheid houdt op bij de enorme mitrailleurs die om hun schouders hangen. Op de daken turen scherpschutters door hun viziers.

Een paar jaar geleden was Bashir te gast in een van de moskeeën bij mij in de buurt. Uit nieuwsgierigheid ging ik er naar toe. De vrouwen zaten achter een gordijn in een hoekje van de moskee. Ze lachten vriendelijk naar mij. Met mijn zwarte hoofddoek was ik een van hen. Kinderen liepen tussen ons door. Speelden tikkertje en werden vervolgens door hun moeders vermanend toegesproken.

De mannen zaten verspreid in de rest van de moskee. Echte fans dichtbij. Nieuwsgierigen wat verder weg. Zijn preek was lang en bij vlagen vermakelijk. Ten minste soms moesten de vrouwen in mijn afdeling heel hard lachen. Hij was slecht te verstaan, zelf mijn Indonesische vriendin kon hem niet goed horen.

Hij zat op de vloer. In kleermakerszit. Veel kleiner dan dat ik mij had voorgesteld. Eigenlijk zag hij er wel lief uit. “Een soort opa”, fluisterde ik tegen mijn vriendin. Ze lachte en vertaalde wat ze wel had kunnen opvangen: “ongelovigen zijn erger dan ongedierte onder een steen. Ze verdienen het daglicht niet.”

De vloer in de huiskamer is gemopt. De rechter met zwarte snor, zonder bidplek, leest nu een gedeelte van het vonnis voor. Het duurt al vier uur. Mijn schoonmaakster staat te strijken. Ik vraag haar wat zij denkt dat Bashir krijgt. Ze lacht: “Ik hoop de doodstraf en als dat niet kan dan maar levenslang.”

maandag 30 mei 2011

Sharia in uitvoering

Muhammad kijkt naar mijn collega. Haar blonde haren springen weg onder haar hoofddoek. Muhammad is belast met de uitvoering van de nieuwe sharia regels in West Atjeh, een van de meest religieuze gebieden in Indonesië.

Mijn collega heeft een kopietje waarop vier moslim meisjes staan. Allemaal dragen ze een hoofddoek en bedekkende kleding. Muhammad wijst naar een van hen: basketbal in haar handen, hoofddoek weggestopt in de hals van haar shirt met lange mouwen. Niks mis mee, denk ik. Muhammad denkt daar anders over. Hij kan de contouren van haar lichaam zien, fout dus.

Dan wijst hij naar een plaatje van een nogal vroom kijkende moslima: rok op de enkels, een lang wijd shirt en een hoofddoek die haar gehele bovenlichaam bedekt. Zo hoort het. Muhammad steekt zijn duim op ter bevestiging.

De bupati van West Atjeh wil geen enkele vrouw in een strakke broek zien. Behalve dan zijn eigen vrouw. Thuis, achter gesloten deuren. Geen makkelijke opgave, het district probeert al een aantal jaar vrouwen in rokken te krijgen.

En dat lukt maar niet, in de straten van het stadje rijden honderden vrouwen rond op brommers. In strakke broeken en ditto shirtjes. De bupati is het zat en probeert de door hem verfoeide broek met een nieuwe aanpak voorgoed uit het straatbeeld te bannen.

Officieel gaat het alleen om strakke broeken, maar wat is strak? Met die vraag zijn wij bij Muhammad beland. Erg conservatief is Muhammad trouwens niet, want hij schudde gewoon onze hand toen wij zijn kantoortje binnen liepen.

We vragen hem onze kleding te beoordelen.

Afkeurend kijkt hij naar mijn collega. Zijn ogen glijden van haar skinny spijkerbroek, naar het nogal strakke jurkje en eindigt bij haar hoofddoek, die alleen haar en hals bedekt. Hij schudt zijn hoofd.

Enigszins trots ga ik staan, de mouwen van mijn wijde overjurkje zijn net iets te kort. Dat wist ik. Maar mijn zwarte linnen broek valt als een soort aardappelzak om mijn kont en benen.

Toch kijkt Muhammad bedenkelijk. Hij zucht wat. Voelt aan de stof van mijn broek. Strijkt het glad over mijn been. Ik moet mij omdraaien. Hij trekt de onderkant van mijn jurkje naar beneden.

Sommige moslims willen andere vrouwen niet eens aanraken. Muhammad heeft daar duidelijk geen probleem mee.

Hij zucht nogmaals en velt zijn oordeel: als de jurk langer zou zijn, hij wijst naar beneden, ergens in de buurt van mijn enkels, zou het mogen. Maar voor een moslima kan dit niet.

Mijn collega en ik concluderen hardop dat vrouwen in dit deel van Atjeh dus geen broek mogen dragen. Muhammad zucht weer eens diep. Die conclusie is niet juist. “Dat is precies wat alle westerse media zeggen”, klaagt hij.

Wij knikken instemmend.

De moskee roept op tot gebed. Muhammad sluit af. En prevelt -een tikkeltje sacherijnig- van onder zijn snor: “Hoe moeilijk is het? Een broek mag heus wel. Onder een lange, wijde jurk.”

maandag 21 maart 2011

De eerste keer

Het is zondagavond. We zijn net met de kinderen op bezoek geweest bij vrienden in het centrum van Jakarta. Het was gezellig. We hebben ieder een paar wijntjes gedronken. In het donker zingen we mee met een kinder-cd, wanneer mijn man een onopvallend verbodsbord mist. Binnen enkele seconden zie ik het zwaailicht van een politiemotor in de achteruitkijkspiegel. Hij gebaart dat we moeten stoppen.

In Indonesië worden nooit alcoholcontroles gehouden. Alcohol in het verkeer wordt in het grootste moslimland ter wereld niet gezien als een probleem. Een ademanalysetoestel behoort niet tot de uitrusting van een agent. Terwijl we afremmen stop ik toch snel een kauwgompje in mijn mans mond.

De motormuis parkeert zijn motor. Hij loopt gewichtig om onze auto heen. Ik open mijn raampje en kijk hem aan. Hij draagt een weerspiegelende zonnebril en bromt wat over een heel hoge boete. Ik probeer uit te leggen dat we het bord niet hadden gezien.

De agent bromt weer wat. We moeten meekomen naar het bureau. Ik schrik en houd mijn mond. De kinderen zijn moe en beginnen te jengelen.

De agent vraagt om de autopapieren. Paniek. We weten niet waar die liggen. Door de week rijdt onze chauffeur de auto en die heeft zijn eigen plek voor dat soort dingen. Op de meest logische plekken liggen ze niet. De agent zucht en draagt mij nors op de chauffeur te bellen.

De auto staat niet op onze naam. We hebben de wagen ooit van een Indonesische vriendin gekocht en het was makkelijker om hem op haar naam te laten staan, vertelde iedereen ons. Het eigendomsbewijs verraadt deze illegale actie. Met trillende hand haal ik mijn mobiele telefoon uit mijn tas en bel onze chauffeur.

De agent heeft ondertussen een sigaretje opgestoken. Mijn chauffeur neemt op. Met horten en stoten leg ik uit wat er is gebeurd. Meteen vertelt hij waar de papieren liggen, is dan even stil en zegt dat ik ook een blauw briefje aan de agent moet geven. ,,Een blauw briefje?" vraag ik maar hij heeft al opgehangen.

Verdwaast staar ik voor mij uit: 'Een blauw briefje, een blauw briefje'. Dan daagt het, het biljet van 50.000 Indonesische roepia (iets minder dan 5 euro) is blauw. In mijn portemonnee zitten een paar blauwe briefjes. In het Nederlands deel ik mijn man de opdracht van onze chauffeur mee. Zijn reactie is laconiek: ,,Ja, hè hè, wat dacht je dan?"

Mijn man geeft mij het gevonden eigendomsbewijs. Ik haal een blauw briefje te voorschijn. Nerveus kijk ik naar de politieman. Ik voel mij een maagdelijke bruid tijdens haar huwelijksnacht. Gedachten vliegen door mijn hoofd: 'Nederlandse vrouw in Indonesië gearresteerd wegens omkoping agent'. Met zweethanden vouw ik het briefje op en overhandig het samen met de autopapieren aan de agent.

Zelfverzekerd neemt hij de autopapieren met toegevoegde waarde in ontvangst. Met grote passen loopt hij naar zijn motor en tovert ergens een zaklamp vandaan. Het bewijs wordt zeer gedetailleerd gecheckt. De politieman haalt zijn neus op met een rochelend geluid.

Ons jongste kind begint te huilen. De oudste kijkt met grote ogen naar de agent. Die kijkt streng de auto in, geeft de papieren terug en gebaart dat we door mogen rijden. Het blauwe briefje is verdwenen. Ik slaak een zucht van verlichting. De oudste vraagt wat er aan de hand was. Ik verzin een smoes. Of had ik hem moeten vertellen dat zijn ouders net het gezag hebben omgekocht?

Deze column is in de maand maart verschenen in de GPD kranten in de rubriek Standplaats

zondag 23 januari 2011

Marital Rituals

With 34, my best Indonesian friend was, according to Indonesian standards, far too old to be getting married.

In the time I have known her, she had been very open about the fact that her parents did not think their sixth daughter would tie the knot ... that was until she came home with an American.

Very quickly the courtship phase moved into the marriage phase. A Javanese engagement is full of rituals. Beginning with an official proposal in the Kampung.

This happened straight after Eid. We went to her parent’s house, together with some other bule´s. She had told us it was for a lunch. In the back of the car there were baskets of fruit, flowers and other things.

We walked through her neighbourhood in a procession, attracting quite a bit of attention. At her house we were greeted by her parents and five of her six sisters, their husbands and children.

It was only then that I realised we were there to represent the future groom´s missing family, they of course could not be there. We had to sit in a row in front of the almost bride and her family.

She looked very pretty, her hair in a French role, and dressed in beautiful white kebaya a flower in her hair.

Everyone was quiet. Then her father asked the groom what he was doing here, he was not only here to eat, right? We were a little shocked by his unIndonesian directness. So was the groom, who replied nervously that he wanted to marry his daughter.

The fiancé’s father set some rules: No ill-treatment, converting to Islam and with a smile on his face: no second wife. No one even dared to laugh.

The groom thought for a minute and agreed. The father proudly looked at his guests. His last daughter was going to get married. And then one of bride-to-be nieces loudly demanded to know if the bride had anything to say. Did she agree?

All heads turned in her direction. Tears fell from her face. “I don’t know, I want to think about it. This time the silence was deafening. The 'family–in-law' was in shock. The groom looked to the ground.

“How long do you need to think about it?” asked her father, a little unsure himself.

A tear fell.

And another one.

The clock was ticking. Suddenly the groom jumped up. He took a small box from his pocket. "Maybe this helps?" He put the ring on her finger.

And she? She said 'yes' with a sniff and one of her beautiful smiles.

Everybody looked relieved. The father resumed his proud post and decided upon the date. A Saturday in November. And after that, finally, we had lunch.

Was all of this Javanese drama? The doubt? The crying? I asked the bride later. A little bit, she said. But she also felt her father gave her away too easily. She expected him to give her boyfriend a harder time, in the end she is the last of seven daughters to get married.

But to cancel a wedding because of that? No, even for this Javanese princess that would be too dramatic.

This is a liberal translation of the Dutch column ´huwelijkse rituelen´, that was published in newspapers affiliated with the GPD.

With help from Katie Hamann it was translated and transformed into a wedding speech.

The bride and groom are happily married; their wedding was a great gathering with beautiful people.