dinsdag 27 oktober 2009

Verloren dochter

Ze staart wezenloos naar het puin waaronder haar 15-jarige dochter nog geen twaalf uur geleden vandaan werd gehaald. Dood. Bij het eerste ochtendlicht begraven, haar lichaam op wat blauwe plekken na nog helemaal intact.

Ze klampt zich aan mij vast. Ze roept, schreeuwt, huilt.

Mira werd haar dochter genoemd.

Mira had haar laatste examen Engels toen om zestien minuten over vijf de vloeren van haar klaslokaal begonnen te bewegen. Een aardbeving. In een tijdsbestek van enkele seconden stortte de school in. Mira had niet eens meer tijd haar schoenen aan te trekken.

Ze wilde perse Engels leren, zonder die taal geen kans om arts te worden, zei ze.

Haar vader staat op de resten van haar school. Op zijn armen schaafwonden. Uren heeft hij door de brokstukken gezocht. Eerst op zoek naar zijn kind, daarna op zoek naar haar jas en schoenen.

Mira werd door iemand anders tussen het puin vandaan gehaald en in de moskee gelegd. Daar vond hij haar. Het gouden kettinkje met haar naam om haar nek, haar lange zwarte haren bij elkaar gebonden.

Haar broer zit naast haar moeder. Zijn ogen staren in het niets. Zijn handen steken in het roze jasje dat Mira die laatste schooldag droeg. Gevonden tussen de resten van een klaslokaal.

Zijn moeder huilt geluidloos.

Ze ruikt continu aan een bruin sjaaltje om haar nek. Nog geen twee dagen geleden zat het om Mira’s nek.

Het ruikt naar haar.

De zwarte schoenen die iemand komt laten zien worden op een hoop gegooid. Het zijn niet de schoenen van Mira.

Ik kijk naar de vrouw, wij zijn beiden 36. Ze pakt mijn hand. We huilen. Zij om haar verloren dochter, ik om de gedachte eraan.

donderdag 24 september 2009

Oma

Mijn oma is overleden. Nog geen week geleden. Ze was oud en ziek, toch was het plotseling. Zo staat het ook op de rouwkaart: ‘na een langdurig ziektebed toch nog onverwacht overleden.’ Ik was niet bij de crematie. Als ik vanuit Indonesië zou aankomen op Schiphol zou die al zijn afgelopen. Jakarta is soms ver weg.

Oma was niet de meest makkelijke. De grote stoel waarin zij zat, werd door sommige familieleden gekscherend ‘de troon’ genoemd. Vanuit daar heerste oma over haar miniatuur koninkrijk. De bron van ettelijke familieruzies lag bij haar en menigeen verklaarde de oorlog aan oma.

Als kind gingen al die spanningen aan mij voorbij. Ik logeerde er vaak. Alles mocht. Veel snoepen, laat naar bed, de hele dag televisie kijken. Naar bioscoop en pretpark. Ik vond het heerlijk bij mijn opa en oma. Ik mocht uitkiezen wat ik wilde eten. Bij hen draaide het om mij. Iets waaraan ik als oudste kind blijkbaar behoefte had.

De laatste keer dat ik bij hen heb gelogeerd was ik net 24.Uitgeput van het vele uitgaan en een heimelijk verlangen naar dat gevoel van toen, vertrok ik met de trein van Amsterdam naar Eibergen.

Er was niet veel veranderd. Behalve mijn vermoedden dat opa normaal gesproken in de logeerkamer sliep. En dat opa en oma de hele tijd zaten te bekvechten. En dat oma er wel een heel andere politieke mening op na hield. Wat eigenlijk niet kon, omdat oma immers de baas was van haar koninkrijk. Uitgerust en met het toch weergevonden veilige gevoel maakte ik de tocht terug naar de hoofdstad.

Vlak daarna verhuisden opa en oma naar het noorden. In een klein bejaardenhuisje keek oma vanuit haar grote stoel naar een speeltuintje, haar nieuwe domein. Als wij langskwamen schuifelde zij naar de deur, maar ook dat ging na een tijdje niet meer. Al snel belandden zij in een bejaardentehuis.

Na de moeilijke bevalling van mijn eerste kind had ik mijn oma aan de telefoon. Toen ik mijn beklag deed over de bevalling zei ze: “Ach ja, het gaat er makkelijker in dan eruit.” Om vervolgens op dwingende toon te vragen waar het geboortekaartje bleef.

Al snel verhuisde ik naar Indonesië. Mijn oma was dol op mijn nieuwe woonplek. Ze was er nooit geweest, maar bananen werden door haar steevast pisang genoemd en een parasol noemde ze pajong. Natuurlijk was ze lid van de Tempo Doeloe vereniging in het bejaardentehuis. En bleef ze bij het gezegde ‘Indië verloren, rampspoed geboren’, iets dat ze herhaalde als ik mij negatief uitliet over het ‘Indië’ van nu.

De laatste keer dat ik oma zag, was ik hoogzwanger van mijn tweede kind. Oma lag in bed. Bleek en met heel dunne armen. Ze deed mij denken aan een ziek vogeltje. Het viel haar zwaar nog langer te leven, ze had dr geen zin meer in, vertelde ze.

Nu is mijn oma er niet meer. En ik was niet bij haar afscheid. Ik was thuis, in Jakarta. En heb in mijn eentje getoast op oma. Misschien onmogelijk en moeilijk, maar ergens bijdrager aan fijne jeugdherinneringen.

dinsdag 22 september 2009

Buiten de groep

De Ramadan is voorbij. De weken van heimelijk slokjes water drinken en eten achter slot en grendel ook. Er is namelijk geen ontsnappen aan de vastenmaand in Indonesië. De gordijntjes voor de eettentjes om eventuele eters onzichtbaar te maken, de reclames, soaps en nieuwsprogramma’s die allemaal in het teken staan van de heilige maand. Zelfs in de luxueuze shoppingmalls dragen de normaal kortgerokte dames van de klantenservice in een keer allesverhullende hoofddoekjes.

Bijna iedereen van de ongeveer 200 miljoen Indonesische moslims vast. Dat begint s ochtends met zonsopgang en eindigt met de val van de duisternis, iets voor zessen. De kranten hebben de juiste tijden tot op de minuut op de voorpagina staan. In deze dertien uur mag niet worden gegeten, gedronken, gerookt, gevreeën, geroddeld, gelogen of gevloekt.

Het is een maand die er ieder jaar weer inhakt. De sfeer verandert enorm wanneer bovenstaand niet gebeurt. Het voelt als de paar dagen voor het paasfeest. Sober, ingetogen. Het is tevens de enige tijd in het jaar dat ik mij echt buiten de samenleving voel staan. Ieder slokje water dat ik op kantoor drink, levert toch een soort schuldgevoel op naar de rest. Laat staan het nuttigen van een tussendoortje of lunch.

De christelijke Indonesiërs op kantoor hebben beduidend minder moeite met dit soort gevoelens, althans zo lijkt het. Zij brengen openlijk chocoladetaart naar de niet-vastende mensen en smikkelen luidruchtig hun lunch op.

Tot hun schrik en verbazing heb ik een halve dag geprobeerd te vasten. Wel een beetje gedwongen. Ik was vergeten te lunchen en besloot het toen maar vol te houden om te kijken wat het met mij deed. Knallende koppijn en een concentratieniveau van nul.

Het hele land ligt dan ook eigenlijk de hele maand stil. Normaal is het al niet makkelijk om mensen te pakken te krijgen, tijdens de ramadan is het proberen daarvan eigenlijk al niet eens de moeite waard. Het “Sorry, nog niet op kantoor,” tegen 9.00 uur wordt gevolgd door een “Oh, sorry, al naar huis,” om 15.00 uur. Tussendoor is iedereen meestal aan het ‘bidden’. Of in een ‘meeting’.

Op mijn kantoor zie ik waarschijnlijk wat de door mij gebelde mensen echt aan het doen zijn. Hier liggen ze op hun bureau te slapen, of hangen moedeloos, uitgedroogd en uitgehongerd in hun stoelen. Een enkeling slaapt onder zijn bureau. Tijdens momenten van een korte opleving wordt de speciaal voor een ramadan toernooi opgestelde pingpong tafel fanatiek gebruikt. Maar dan vooral om niet te hoeven denken aan de honger en dorst.

De moskee geeft met een roffel op een speciale ramadan drum het teken dat de vasten mogen worden gebroken. Bij gebrek aan een hoorbare moskee op veertien hoog wordt de televisie op kantoor tegen een uur of 17.30 uur harder gezet, om het moment dat er na al die uren weer gedronken en gegeten mag worden niet te missen.

Het breken van de vasten is een sociale gebeurtenis. Beroemdheden, ministers en zelfs de president nodigen gasten uit om met hen de eerste slok zoete thee te drinken. De meest lekkere dingen staan dan op het menu.

Op het kantoor worden tijdens de ramadanmaand de vasten af en toe samen gebroken. De twee christelijke dames baken en braden een aantal heerlijke Indonesische gerechten.
De geur van eten trekt dan tegen een uur of vier door het hele kantoor. Dwars door de deur van keuken heen. De lucht is sterk genoeg om iemand die niet vast het water in de mond te doen lopen.

Om even voor zessen zenden alle televisiezenders in Indonesië massaal een gebed uit. Soms live, soms van een bandje. De collega’s op kantoor murmelen collectief ‘Alhamdulillah’ gevolgd door een zacht ‘Bismillah’ en nemen een slokje mierzoete warme thee, tjendol, of gewoon water. De tafel met lekkernijen is binnen mum van tijd leeg.

Met het verdwijnen van de Ramadan verdwijnt ook mijn dubbele gevoel. Ik kan zonder schuldgevoel bij daglicht op straat een flesje water leeg drinken en weer lunchen met mijn Indonesische moslimvriendin. Ik sta met beide benen in de maatschappij. Tot 11 augustus 2010, wanneer tegen een uur of half vijf ‘s ochtends de moskeeën om het hardst schreeuwen dat er niet meer overdag mag worden gegeten en ik mij opnieuw buiten de groep gezet voel.

Deze column is in de maand september in de GPD-kranten verschenen in de rubriek Standplaats

woensdag 22 juli 2009

De laptop

Ibu, ibu de laptop is weg,” schoonmaakster Mini staat mij voor het huis op te wachten en kan de opwinding in haar stem niet verbergen. In een zucht voegt ze toe dat zij achter was toen het gebeurde en dat kindermeisje Asli de mannen had binnengelaten. Langzaam loopt Asli naar mij toe, ze is bleek en staart apathisch voor zich uit. Zus zit uitgelaten te kraaien in de slendang.

Hortend en stotend komt het verhaal eruit. Twee mannen zijn het huis binnengedrongen als medewerkers van het elektriciteitsbedrijf en hebben de laptop waarschijnlijk in hun rugtas gestopt. “Ze hebben mij gehypnotiseerd, bu.” Asli zijgt neer op de bank.

Inmiddels stroomt mijn net nieuwe huis vol met beveiligingsmannen uit de wijk. Iedereen praat door elkaar heen. De een probeert mij uit te leggen dat hypnose een heel legitieme manier is voor diefstal, de ander heeft steengoede tips om dit soort ‘inbraken’ te voorkomen. Weer iemand anders wil weten waarom het hek niet op slot was en hoeveel de laptop eigenlijk had gekost. “Net nieuw, 1500 euro,” zucht ik. Uit mijn ooghoek zie ik Asli nog verder in de bank zakken.

Dan komt mijn man Anthony thuis. De laptop was van hem. Iedereen valt stil. Hij pakt een glas water en geeft het aan Asli. Dan gebeurt het: de normaal zo beheerste Asli werpt zich op de grond en trekt huilend en schreeuwend haar haren uit haar hoofd. ‘Authentieke Javaanse dramatiek,’ volgens een Javaanse vriendin.

Twee dagen later staat om 20.30 uur een beveiligingsman voor het hek. Wantrouwig bestudeer ik zijn naamplaatje en lees Mohammed. Enthousiast vertelt Mohammed dat de daders zijn gevonden, helemaal aan de andere kant van de stad. Ik ben verbaasd. Jakarta is een stad waarin 12 miljoen mensen wonen, daarin vallen twee mannen op een brommer heus niet op.

Mohammed wil dat ik mee ga om hen te identificeren. Ik stribbel tegen, ik was immers niet thuis toen het gebeurde en heb eerlijk gezegd geen zin om in het donker met een totaal wildvreemde mee te gaan. Hij overtuigt mij door te vertellen dat de laptop ook is gevonden.

Even later zit ik achterop de brommer van de beveiligingsman. Hij rijdt naar een kleine politiepost waar zich een groep van vijftig mensen heeft verzameld. Ze staan om de twee ‘daders’ heen, die met ontbloot bovenlijf en geboeide handen op de grond zitten. Iedereen begint te lachen en te schreeuwen als ze mij zien. Ik word binnengehaald als een soort beroemdheid.

Ze zien er bang uit. Een van de twee kijkt eng uit zijn ogen, de hypnotiseur besluit ik. Uit voorzorg ontwijk ik zijn blik. De menigte begint te roepen dat ik foto’s moet maken. Dat wil ik niet, ik heb geen zin in intimidatie. Ik vraag aan Mohammed waar de laptop is. “Oh, maar die is niet hier ibu, u kunt die morgen ophalen,” zegt hij zonder blikken of blozen.

Ik vertel hem dat ik weg wil en werp nog een laatste blik op de twee mannen, ze zijn in ieder geval niet in elkaar geslagen, concludeer ik. De volgende dag ga ik naar een ander politiebureau. Asli moet de mannen identificeren en ik de laptop. Als ik het kantoor binnenloop weet iedereen meteen waarvoor ‘die bule’ komt.

We lopen direct naar een verhoorruimte. De deur wordt opengegooid. Binnen zit een van de mannen van gisteren. De rechercheur gilt: “ Is dit hem?”. Als Asli even nadenkt, schreeuwt hij meteen: “Dit is hem toch, ja toch?” Asli schudt haar hoofd. De deur van een andere verhoorruimte wordt opengegooid. De man met de enge ogen kijkt van mij naar Asli. Ze krimpt ineen en wijst instemmend naar hem.

Om zijn voet zit bebloed verband. Onder zijn ogen een blauwe plek. De rechercheur vertelt dat hij tijdens de arrestatie probeerde te ontsnappen en daarom in zijn voet is geschoten. ‘Logisch,’ vertelt een aanwezige beveiligingsman, ‘anders bekennen ze natuurlijk niet’. De opmerking dat de hypnotiseur nog geen 12 uur geleden zonder verband rondliep wordt volkomen genegeerd. Ik begin medelijden te krijgen met de daders, vooral als ik hoor dat ze een celstraf van drie jaar boven het hoofd hangt.

Thuis gekomen ligt er een brief van het wijkhoofd waarin alle bewoners van mijn wijk worden gewaarschuwd voor dit soort praktijken. Ons hek is vanaf nu altijd op slot. En de gloednieuwe laptop? Niet meer terug gezien, wel een aantal andere exemplaren die ik zo mee naar huis had mogen nemen van de politie. Dat heb ik gracieus geweigerd.


Ibu: mevrouw
bu: afkorting van mevrouw
bule: witte

maandag 23 maart 2009

Alles soms beter dan niets

Toen

Uitslapen tot 11.00
Koffie drinken en alle kranten lezen
Recepten uitzoeken in een kookboek
Naar de markt, kaasboer, supermarkt
Even een paar (kleding)winkels in
Videotheek
In de kroeg een wijntje drinken
Uitgebreid koken
Nog meer wijn
Eten
Film kijken
In de kroeg wat wokaatjes achteroverslaan
En meer van alles

Nu

Uitslapen tot 06.30
Boekjes lezen
Ontbijten, koffie drinken, ruzie
Kijken wat er in de koelkast ligt
Lunchen, ruzie
Schilderen, tekenen, kleien, duplo, auto’s, trein, ruzie
Vloer dweilen
Eten koken
Eten, ruzie
Bad/bed ritueel
Uitgeput op de bank of achter computer
Soms met een wijntje
En niets van alles

Maar soms is niets beter dan alles.

Voetnoot: De ruzies zijn meestal met Finn en tussendoor wordt Zus gevoed, maar dat terzijde