about me

Mijn foto
Amsterdam, Netherlands
From the Netherlands, I work for both Dutch and English-language media. I research documentaries, television programs and other media productions; write scripts and articles; and work as a producer. This PORTFOLIO shows a selection of my reports, stories and documentaries. Socially engaged, with a focus on underreported topics such as migration, sexuality and identity. Ranging from investigative journalism to breaking news. And everything in between.

dinsdag 14 januari 2014

'Graffiti is stoere kunst'

Naam: Diede
Leeftijd: 12 jaar
Woonplaats: Amsterdam
Passie: Taggen

Wat is taggen?
‘Taggen is het snel spuiten of tekenen van je handtekening op muren in de straat. Zo’n handtekening noem je een tag. Met een tag laat ik zien dat ik ergens ben geweest. Anderen weten dan ook dat ik daar was. Ben je goed in taggen? Dan kan je throwups gaan maken. Dat is een grote tag, in kleuren. En als je dat heel goed kan, ga je pieces maken. Hele grote tekeningen die je spuit op de muur. De meeste mensen noemen tags, throwups en pieces trouwens graffiti.’

Wat is jouw tag?
‘Mijn tag is Dimmi, een soort artiestennaam. Ik heb hem twee jaar geleden bedacht. Het zijn de eerste letters van mijn voornaam en de eerste letters van mijn achternaam. Soms zet ik sterretjes op de i. Ik kan hem binnen drie seconden zetten.’

Dus in jouw buurt staat overal ‘Dimmi’ op de muren?
‘Nee, want eigenlijk mag het niet. Ik spuit hier in de buurt alleen op een muur waarop het wel mag. Ik maak wel reverse graffitis. Dat is graffiti op vieze plekken. Ik leg een sjabloon van een salamander op een stoep. Dan schrob ik binnen de lijnen de stoep schoon. Als je het sjabloon dan weghaalt zie je een figuur.’

Maak je ook pieces?
‘Ja, dat probeer ik. Ik heb nu vijf keer gespoten op die plek in de buurt waar het mag. De eerste keer heb ik piece van een baby gespoten.’

Maar die muren raken toch vol?
'Klopt. Maar dan wordt eroverheen gespoten. Als je denkt dat jij het beter kunt, mag je over de piece van een ander spuiten. Iemand heeft ook over mijn eerste pieces gespoten. En als graffiti lang op de muur staat en er vaag uit ziet, mag je er ook overheen spuiten.’

Is het een dure hobby?
'Ik koop mijn spuitbussen bij een winkel waar ze 3,50 per stuk kosten. Soms koop ik ze van mijn zakgeld, soms haal ik geld uit mijn spaarpot. Ik heb ook een keer samen met mijn beste vriend tags gemaakt voor andere mensen. Die verkochten we voor 10 cent per stuk, we hebben toen 18 euro verdiend. Daarvan hebben we nieuwe spuitbussen gekocht.'

Wat vinden andere mensen ervan?
‘Soms kijken mensen mij wel raar aan, zo van: wat doet hij nou? Maar ik vind het mooi, het is kunst met stoerheid. Mijn plan is om later ergens een heel mooie piece te zetten. Een met heel veel poppetjes en in het midden mijn tag.’

Eerder gepubliceerd door Eenvoudig Communiceren

zondag 24 maart 2013

Reverse Culture Shock

(a.k.a. "Re-entry Shock", or "own culture shock") may take place -- returning to one's home culture. It can result in difficulty in readjusting to the culture and values of the home country, now that the previously familiar has become unfamiliar.


It was my first week living back in Amsterdam after nearly six years. Early one morning I dropped my kids off at school. A guy opened his front door and tripped over a bicycle parked there by a parent in a hurry. The guy kicked the bike and shouted some swear words unsuitable for kids.

One of the biggest moments in a Dutch child’s life is getting a ‘real’ bike. My first bike was purple with training wheels. It was a gift from my grandparents, who brought it all the way from Germany. When I turned four the training wheels where taken off by my father. Apparently he thought it was time to do it on my own. I did not know how to break, so I stopped by throwing myself on the ground. I still have scarred knees.

My second bike I got it when I turned six. One condition was I had to clean it every Saturday. Wash it with soap and water, make sure all the rusty bits on the rims where gone. I did that maybe twice a year. Too late to get most of the rust off.

The last bike my parents gave me had three gears. I needed those on my daily 10-kilometer trip to school, through rain and snow. I always had headwind: on the way to school and on the way back. For some mysterious, unscientific reason the wind always turned while I was in class. 

I refused to wear rain suit. We had to bike in groups because kids cycling in the opposite direction tried to kick our schoolbags off our bike racks. Very unpopular kids - the ones wearing rain suits - biked alone.

Having a bike got a whole new meaning when I moved to Amsterdam. Most bicycles have a lock that is more expensive then the bike itself. At the age of 30 I had fifteen bikes stolen, by junkies or people who had their bikes stolen. 

Locking your bike is the art of outsmarting a thief. Another art is avoiding the tram rails embedded in slippery, cobble-stoned streets. Always drive askew if you want to avoid getting your tires stuck. One of my biggest bike fears is being hurled over the handlebars in a crowded intersection.

It almost happened with my heavy new bike. I felt it slither as the rubber lost traction on the metal rail, but managed to avoid getting stuck. 

My bike is called a ‘bakfiets’ in Dutch. It is black with a huge brown wooden box in front. It is more expensive than an ipad, seats two kids and four big bags of groceries. It has 7 gears and a 100 dollar lock. 

It’s the Mercedes Benz Janis Joplin sang about. I will respond accordingly when someone tries to steal it. Or tries to kick it.

dinsdag 5 juni 2012

Gado2

Hij staat er iedere werkdag, vanaf een uur of tien. In Jalan Indramayu, een steenworp afstand van het hart van Jakarta, verkoopt hij dagelijks bijna 100 porties gado-gado. Indramayu is een regio op Java waar bijna alle prostituees in Jakarta vandaan komen, maar dat terzijde.

De klanten van de gado-gado man komen vooral uit de achteringang van de enorme mediatoren en bestaan vrijwel alleen uit het lokale kantoorpersoneel. Heel soms trotseert een blank persoon de verzengende Jakartaanse hitte voor een middagmaal van een van de eetkarretjes.

Een eetkarretje heet ‘kaki lima’ in het Indonesisch oftewel: ‘vijf voeten’: twee wielen, een poot om op te staan en de voeten van de verkoper. In grote letters staat op de karretjes welke gerechten worden verkocht: nasi goreng, ketoprak, roedjak, soto of gado2.

Gado2 moet trouwens niet worden gelezen als gado twee, maar als gado-gado. De 2 wordt na een woord gebruikt om aan te geven dat het moet wordenherhaald . Om meervoud aan te geven zoals anak2, om iets te benadrukken: hati2 of voor een gerecht als gado2.

De klanten nemen het pindasausgerecht mee naar hun bureaustoel of zitten op plastic stoeltjes bij de kraam. Het bord op schoot. Er zijn eigenlijk geen vaste etenstijden in Indonesië. Het onderscheid zit hem meer in wat je eet. Zo is nasi goreng typisch een laat op de avond of vroeg in de ochtend gerecht en wordt gado-gado natuurlijk niet na 15.00 gegeten.

De rij lijkt altijd kort, maar schijn bedriegt. ‘Officeboys’ bestellen vaak voor iedereen op de werkvloer. Zij staan met een kretek sigaret in de hand rustig kletsend hun beurt af te wachten.

De bereiding gaat in een monotoon ritme. Op de enorme stenen mortier vermaalt de gado-gado man een pindapasta met pepers, knoflook en water tot een dikke koude pindasaus. Daarna schept hij er voorzichtig tahoe en tempé doorheen en een paar handjesvol gekookte kankung (waterspinazie) , taugé, komkommer, maïs en labu (fleskalabas). Voor de liefhebber maakt hij het af met ei en lontong, maar voor wie niet van plakrijst houdt staat er een grote emmer gekookte rijst klaar.

Iedere portie krijgt ook een schepje Vetsin. Tenminste dat denk ik. Ik heb nooit gevraagd naar het hagelwitte goedje dat de gado-gado man standaard door zijn pindasaus heen gooit.

De gado-gado verdwijnt in een handig gevouwen stuk papier. Met een elastiekje eromheen. Een complete meeneemmaaltijd voor nog geen 70 eurocent. Met een gekookt ei wordt het wat duurder.

Mocht je deze gado2 willen proeven, vraag hem dan om slechts één peper te gebruiken. De meest precieze manier van het aangeven van pittigheid. Sedang –medium- wordt al snel erg pedas. Ook voor sommige Indonesiërs.

Het stalletje, mocht u het willen vinden, is in Jalan Indramayu met je rug naar het centrum het laatste kraampje aan de linkerhand.

Voor de thuisblijvers hier het recept:

Salade
3 wortels, julienne gesneden
200 gr taugé
125 gr haricots verts, gedopt
125 gr suger snap peultjes, doormidden en overlangs gesneden
1 komkommer, julienne gesneden
1 kleine Chinese kool, julienne gesneden
Paar grote handenvol spinazie

Pindasaus
Olijfolie
1 klein uitje
3 tenen knoflook
3 verse rode chilipepers
Een flinke scheut ketjap manis
150 ml kokosmelk
Pot goedkope pindakaas
1 eetlepel bruine basterdsuiker
2 stengels citroengras, doorgesneden en geplet met een deegroller
Zout

4 hard gekookte eieren
4 tomaten, in partjes
200 gr tempé, in reepjes, gebakken
200 gr tahoe, in plakjes, gebakken

Garnering
Gebakken uitjes
Handvol korianderblad
Kroepoek
Emping

De pindasaus:
Pureer ui, knoflook en chilipepers in een keukenmachine met een beetje water. Verhit de olie een steelpannetje en verwarm het uienmengsel. Voeg ketjap, pindakaas, suiker en het citroengras toe. Laat alles zachtjes sudderen tot een dikke saus ontstaat (voeg zo nodig nog wat water toe). Verwijder het citroengras. Breng de saus op smaak met zout.

Was alle groenten en hussel deze in een grote schaal door elkaar.

Verdeel de partjes hardgekookt ei, tomaat en de tempé, tahoe, gebakken uitjes, koriander, kroepoek en emping over kleine schaaltjes.

Schenk de warme saus in een mooie kom.

Serveren maar!

Eerder geplaatst op: http://www.straatvoedsel.nl.